Een nieuw leven beginnen betekent ook afscheid nemen van het oude. Er zijn mensen die daar prachtige woorden aan kunnen geven. Een daarvan is de oude cabaretier. Hij is niet enorm populair bij het volk en bij het noemen van zijn naam fronsen niet alleen jongeren de wenkbrauwen omdat ze niet weten over wie ik het heb; ook bij de vijftigers verschijnen er opgetrokken rimpels in het voorhoofd als ik zeg dat die man prachtige dingen doet. En gedaan heeft.

Onlangs kwam hij in de schouwburg in A. om met een programma aandacht te besteden aan zijn vijftigjarige carrière. Tja, hij moet dat zelf doen, want in de media is daar niet zoveel belangstelling voor. Toen ik in de rij stond om de zaal in te gaan schoot een kennis mij aan. Of ik niet in de rij stond voor de verkeerde zaal. Verderop was het lachen om de absurdistische humor van WimT. Schippers. Nee hoor, ik stond goed en vriendelijk bedankte ik de behulpzame meneer, die net als ik regelmatig in de schouwburg komt en mij blijkbaar inschatte op een andere smaak.

In de zaal zweefde het zilvergrijze haar boven de stoelleuningen. Ik had een mooi overzicht op het publiek en genoot van de echtparen op leeftijd die hand in hand de komst van de cabaretier afwachtten. Hier werden dierbare herinneringen gekoesterd. Ondertussen maakte ik me ook zorgen over de conditie van de oude cabaretier. Was hij niet erg ziek geweest? Ik had hem al jaren niet meer op het podium gezien.

Maar hij kwam, broos, breekbaar en rechtop. En hij zong. Over de liefde en de appelmoes van zijn vriend. Je hebt stilte en een ademloze stilte. Bij zijn vertaling van My Fair Lady een ontlading en de neiging om mee te zingen. Als het effe kan, ja dan, als het effe kan ja dan. Wat dan effe kan is mij altijd een raadsel gebleven, maar het liedje zit diep in de primaire hersenen opgeslagen.
Ik wachtte op het ene liedje, dat maar niet kwam. Waarvan ik de tekst niet meer precies wist. Wel dat het ging over tijden waarin je over moed dient te beschikken. En dat je daarvoor moest sparen. Sparen aan woorden, voor als je, te zijner tijd. Vooral dat te zijner tijd. Te zijner tijd is heel anders dan straks of later. De beslissing over wat er gebeurt en wanneer ligt in de handen van te zijner tijd. En dat is geen wie, maar een moment in ieders leven, een universeel gegeven, een te zijner tijd in de loop van het bestaan.

Na afloop dronk ik met hem een wijntje ( hij jonge klare met ijs) in het cafe. We spraken over vroeger en over Friesland. En toen heb ik het hem toch maar gevraagd, aarzelend en stuntelend over de woorden, omdat ik over een grote fantasie blijk te beschikken als het gaat over herinneringen aan liedjes ( twee reebruine ogen keken de jager aan en niet de slager, zoals ik jarenlang blijmoedig zong). Even keek hij me aan, -waar heeft ze het in vredesnaam over-, maar toen klaarde zijn gezicht op en sprak hij de verlossende woorden. Vuur, leg wat vuur opzij. Komt in het volgende programma, verzekerde hij mij. Gelukkig. Het bestaat en ik ga het zien. Deo volente.

Lidwien Feld

Pin It
Bekeken: 2521x
https://ee.itk.ac.id/data/