Ok, het schaatsen is gedaan. De lente is vanuit haar kortstondige winterslaap ontwaakt, de merels zingen weer en de sneeuwklokjes bloeien, alsof het niet pas anderhalve week geleden is dat we hardop droomden van een Elfstedentocht. Zo snel kan het gaan. Als de seizoenen elkaar met dit tempo op blijven volgen is het over twee weken zomer. Het zal de nieuwe tijd zijn; de vierentwintiguurs-economie van 'drukdrukdruk, geen avond meer thuis' lijkt zich nu ook van de natuur meester gemaakt te hebben.

Gelukkig is mijn school met een tegenoffensief gestart. Het computernetwerk is om allerlei schimmige redenen al ruim een week van slag en daardoor openen websites zich met een snelheid die ik mezelf herinner uit de tijd van de 14K4 modem. Ratelend en pruttelend zocht die destijds contact met het toen zo nieuwe WereldWijdeWeb, waar je dan wonder-o-wonder een bericht van de andere kant de wereld kon bekijken. Alleen zijn de internetsites van tegenwoordig groter en ingewikkelder dan destijds en dus zit ik regelmatig mijn leerlingen aan te staren terwijl we wachten op het openen van een onvervangbare informatiebron.

Het geeft een mooi beeld van de hulpeloosheid van de homo digitalis, de multimediale mens bij het uitvallen van het internet, maar het leidt ook tot nieuwe inzichten over het menselijke brein. Dat komt zo: Lisa, eén van mijn leerlingen, ontdekt tijdens het wachten dat internetsites sneller openen naarmate de computer langer aanstaat. ‘Ja, vast,’ reageer ik cynisch, ’dan is de internetverbinding natuurlijk lekker warm gedraaid’. ‘Nee,’ vertel ik haar vervolgens, ‘ik geloof er geen donder van dat het echt zo is’. Maar omdat leerlingen de docent per definitie niet op zijn woord geloven besluiten we het semi-wetenschappelijk te onderzoeken.

We schakelen twee computers uit en daarna weer aan. Ondertussen meten we bij twee andere computers hoeveel tijd verstrijkt voor bepaalde sites in hun geheel geladen zijn. Als daarna de andere computers vers opgestart zijn doen we de meting ook met die apparaten. En natuurlijk meten we geen tijdsverschil. Lisa gelooft het nog steeds niet echt, maar hoe vaak we het experiment ook herhalen, verschillen vinden we niet. Dan, ineens, besef ik het me. Onze hersenen staan door al het wachten in de spaarstand. Een hele nieuwe ervaring. Tot nu toe ervoer ik, een heel enkele keer, de turbo-stand. Dat komt: Ik ben wielrenner. Of, nouja, ik speel samen met andere mannen van middelbare leeftijd de hele zomer, elke zondag, dat ik wielrenner ben. En wielrenners vallen wel eens.

Een valpartij is een bijzondere gebeurtenis. Want hoe snel de calamiteit zich ook voltrekt, ik maak elke milliseconde bewust mee. Ik registreer hoe mijn achterwiel los van het asfalt komt, hoe het stuur uit mijn handen gerukt wordt, ik mij verhef boven het peloton, door de lucht zweef en me alvast instel op de klap. Ik weet dat het pijn zal gaan doen, dat ik armen en benen of nek kan breken, maar in de tijdsspanne van die paar milliseconden voel ik zelfs berusting. Hand in hand beschikken de voorzienigheid en de zwaartekracht over mijn lot. In slow motion zie ik het asfalt op me af komen, als een lappenpop weggesmeten door een boos kind, maar het heeft geen zin vooruit te lopen op de pijn die het straks zal doen.

Wat zich in minuten laat navertellen speelt zich in werkelijkheid af binnen enkele tienden van een seconde. Stresshormonen zetten mijn hersenen in turbostand en de tijd rekt zich tot een lange draad kauwgum. Maar het tegenovergestelde werkt ook, blijkt nu. Lisa’s hersenen zijn door het lethargische wachten in een spaarstand gaan staan. En net zoals hersenen in de turbostand de tijd oprekken, verdicht de tijd zich voor een wachtend brein. Minuten condenseren en voor we het weten is een uur verstreken. De netwerkproblemen op mijn school hebben onbedoeld een meditatieve werking. Hoe langer het wachten duurt, hoe korter we het ervaren.

Als ik een dag later bij de bakker kom, ontdek ik pas de echte waarde van de ontdekking van Lisa. Vlak achter me komt een oude man binnen. Omdat het nogal druk is, heeft zich voor de kassa een rij gevormd. Alle klanten staan, hersenen op de weekend-spaarstand, rustig te wachten op hun beurt. Het duurt maar even, zo weten we. De oude man is wel gehaast. Het is zijn 48ste trouwdag, hij was het vergeten, maar zijn vrouw heeft hem op gebakjes uitgestuurd. Geagiteerd en boos liep hij naar de bakker en nu moet hij hier ook nog zo belachelijk lang wachten. Hij moppert en bromt dat het een aard heeft. En ik? Ik laat hem voorgaan. En ik besluit Lisa een 9 te geven voor haar werkstuk.

 

Bekeken: 2302x